Het zwijgen

Duikt er plotseling een gedachte in u op, houd deze dan vast, spreek haar niet meteen uit, maar voed haar, want zij wordt dichter wanneer zij in het zwijgen wordt teruggehouden en wint aan kracht zoals stoom onder druk.

De druk en de verdichting roepen de eigenschap op van een magnetische werking volgens de wet, dat al het sterkere het zwakke aantrekt. Gelijksoortige gedachtevormen worden daardoor van alle kanten aangetrokken en vastgehouden, versterken in toenemende mate de kracht van de eigen, oorspronkelijke gedachte en werken desondanks zo, dat de aanvankelijke gedachtevorm door het zich aansluiten van vormen van buitenaf wordt bijgeslepen, verandert en steeds van gedaante wisselt, totdat hij tot rijpheid is gekomen. U voelt dit alles wel in uzelf, maar u denkt steeds, dat het alleen uw eigen willen is. Er is echter niets dat uitsluitend uit uw eigen willen voortkomt, er is altijd iets van buitenaf bij!

Wat zegt u dit proces?

Dat alleen door de aaneensluiting van vele afzonderlijke onderdelen iets volmaakts kan worden geschapen! Geschapen? Is dat juist? Nee, dit moet zijn: gevormd! Want het is niet mogelijk werkelijk iets nieuws te scheppen, het gaat bij alles alleen maar om nieuw vormen, daar alle afzonderlijke onderdelen in de grote schepping al bestaan. Alleen moeten deze onderdelen dienstbaar gemaakt worden voor de weg van de vervolmaking, hetgeen door het aaneensluiten wordt bewerkstelligd.

Aaneensluiting! Loop daar niet gemakkelijk overheen, maar tracht u te verdiepen in het begrip, dat rijpheid en volmaaktheid bereikt wordt door aaneensluiting. Dit beginsel rust in de gehele schepping als een kleinood, dat aan het licht gebracht wil worden! Het is nauw verbonden met de wet, dat alleen door geven ook kan worden ontvangen! En wat is nodig om deze zinnen werkelijk te begrijpen? Dus te beleven? Liefde! En daarom staat de liefde ook als hoogste kracht, als onbegrensde macht in de geheimen van het grote zijn!

Zoals de aaneensluiting bij één enkele gedachte een beeld ontwikkelt, bijslijpt en vormt, zo gaat het ook met de mens zelf en met de gehele schepping, die in het nimmer eindigende aaneensluiten van bestaande afzonderlijke vormen door de kracht van het willen nieuwe vormen ziet ontstaan en zo de weg wordt naar de volmaaktheid.

Eén mens alleen kan u geen volmaaktheid bieden, maar wel de gehele mensheid met haar veelheid van verschillende geaardheden! Ieder afzonderlijk heeft iets dat onvoorwaardelijk tot het geheel behoort. En zo komt het ook, dat een innerlijk ver ontwikkeld iemand die geen aardse begeerten meer kent, de gehele mensheid liefheeft, niet één enkeling, aangezien alleen de gehele mensheid de door louteringen vrijgelegde snaren van zijn rijpe ziel kan doen klinken in het akkoord van hemelse harmonie. Hij draagt de harmonie in zich, omdat alle snaren harmonisch meetrillen!

Terug naar de gedachte, die de vormen van buitenaf aantrok en daardoor sterk en steeds sterker werd. Hij stijgt tenslotte in dicht aaneengesloten krachtgolven boven u uit, doorbreekt de aura van uw eigen persoon en oefent een invloed uit op de wijdere omgeving.

Dat noemt de mensheid magnetisme van de persoon. Oningewijden zeggen: “U straalt iets uit!” Al naar de persoonlijke geaardheid iets onaangenaams of iets aangenaams. Aantrekkend of afstotend. Het wordt gevoeld!

Maar u straalt niets uit! Het proces van het opwekken van dit gevoel in de ander heeft zijn oorsprong in het feit, dat u al het geestelijk gelijksoortige magnetisch naar u toe trekt. En dit trekken is voor uw medemensen voelbaar. Maar ook hierin ligt de wisselwerking. Door de verbinding voelt de ander dan duidelijk uw kracht, en daardoor ontwaakt de ‘sympathie’.

Houd steeds voor ogen: al het geestelijke is – naar onze begrippen uitgedrukt – magnetisch, en het is u ook bekend, dat altijd het sterkere het zwakke overwint door het aan te trekken, op te zuigen. Daardoor wordt ‘de arme (zwakke) ook nog het weinige ontnomen, wat hij heeft’. Hij wordt afhankelijk.

Daarin ligt geen onrecht, maar het voltrekt zich in overeenstemming met de goddelijke wetten. De mens hoeft zich slechts in te spannen, oprecht te willen, en hij is ertegen beschermd.

Nu zult u wel de vraag opwerpen: wat gebeurt er dan, wanneer allen sterk willen zijn? Wanneer aan niemand meer iets kan worden ontnomen? Dan, beste vriend, zal het een vrijwillige uitwisseling worden, waaraan de wet ten grondslag ligt, dat alleen in het geven ook kan worden ontvangen. Er ontstaat dus geen stilstand, maar al het minderwaardige is uitgewist.

Zo komt het, dat door traagheid velen afhankelijk van geest worden en tenslotte soms nauwelijks meer in staat zijn, eigen gedachten te ontwikkelen.

Vooropgesteld moet worden, dat alleen het gelijkgeaarde aangetrokken wordt. Vandaar het spreekwoord: ‘Soort zoekt soort’. Zo zullen mensen die graag drinken altijd elkaars gezelschap zoeken, hebben rokers onderling sympathie, evenals praatzieke mensen, spelers enzovoort; maar ook edele mensen vinden elkaar in hun streven naar een hoog doel.

Nu gaat het echter verder: wat men geestelijk nastreeft, komt tenslotte ook stoffelijk tot uiting, omdat al het geestelijke tot in het grofstoffelijke doordringt. Daarom moeten wij hierbij de wet van de terugwerking betrekken, aangezien een gedachte steeds met zijn oorsprong in verbinding blijft en door deze verbinding terugstraling teweegbrengt.

Ik spreek hier steeds alleen over de werkelijke gedachten die levenskracht van het aanvoelen van de ziel in zich dragen. Niet over de krachtverspilling van de u als werktuig toevertrouwde hersensubstantie, die alleen maar vluchtige gedachten vormt die in een wilde chaos slechts als vage nevels zichtbaar zijn en gelukkig spoedig weer vergaan. Dergelijke gedachten kosten u alleen maar tijd en kracht, en u verkwist daarmee een aan u toevertrouwd goed.

Denkt u bijvoorbeeld ernstig over iets na, dan wordt deze gedachte in u sterk magnetisch door de macht van het zwijgen, trekt al het soortgelijke aan en wordt aldus bevrucht. Hij rijpt en overschrijdt de grenzen van het alledaagse, dringt daardoor zelfs ook in andere sferen door en ontvangt van daaruit toestroom van hogere gedachten … de inspiratie! In tegenstelling tot mediale ingeving moet daarom bij inspiratie de grondgedachte van uzelf uitgaan, moet een brug vormen naar het generzijdse, de geestelijke wereld, om daar bewust uit een bron te putten.

Inspiratie heeft dus met mediale ingeving in het geheel niets te maken.

Daardoor komt de gedachte in u tot rijpheid. U gaat over tot de verwezenlijking ervan enbrengt door uw kracht verdicht datgene tot uitvoering, wat in ontelbare afzonderlijke onderdelen voordien al als gedachtevormen in het heelal zweefde.

Op deze wijze maakt u met iets wat geestelijk al lang bestaat door de aaneensluiting en de verdichting een nieuwe vorm! Zo wisselen in de gehele schepping altijd alleen maar de vormen, daar al het andere eeuwig en onverwoestbaar is.

Hoed u voor verwarde gedachten, voor alle oppervlakkigheid in het denken. Vluchtigheid wreekt zich bitter, want deze zal u spoedig verlagen tot speelbal van vreemde invloeden, waardoor u gemakkelijk wrevelig, humeurig en onrechtvaardig tegenover uw naaste omgeving wordt.

Hebt u een werkelijke gedachte en houdt u deze vast, dan moet uiteindelijk de verzamelde kracht ook tot verwerkelijking hiervan stuwen, want het wordingsproces van alles speelt zich volkomen geestelijk af, omdat iedere kracht uitsluitend geestelijk is! Wat voor u dan zichtbaar wordt, zijn altijd alleen maar de laatste uitwerkingen van een voorafgegaan geestelijk-magnetisch proces, dat zich volgens een vaststaande wetmatigheid steeds op dezelfde wijze voltrekt.

Neem goed waar, en wanneer u denkt en voelt, wordt u spoedig het bewijs geleverd, dat al het eigenlijke leven in werkelijkheid alleen het geestelijke kan zijn: alleen daar ligt de oorsprong en ook de ontwikkeling. U zult al spoedig tot de overtuiging komen, dat alles wat u met de ogen van uw lichaam ziet, in werkelijkheid alleen uitwerkingen van de eeuwig voortstuwende geest zijn.

Iedere handeling, zelfs de geringste beweging van een mens, is immers tevoren altijd geestelijk gewild. De lichamen dienen daarbij slechts als door de geest tot leven gebrachte werktuigen, die zelf pas tot verdichting kwamen door de kracht van de geest. Zo ook bomen, stenen en de gehele aarde. Alles wordt door de scheppende geest tot leven gebracht, doorstroomd, voortgestuwd.

Omdat echter alle materie, dus het aards zichtbare, alleen uitwerking is van het geestelijke leven, is het voor u niet moeilijk te begrijpen, dat al naar de aard van het ons directomgevende geestelijke leven ook de aardse omstandigheden worden gevormd. Wat hieruit logisch voortvloeit, is duidelijk: de mens zelf is door de wijze inrichting van de schepping kracht gegeven om zijn eigen omstandigheden te vormen met de kracht van de Schepper zelf. Gelukkig hij, die haar alleen ten goede aanwendt! Maar wee degene die zich laat verleiden, haar ten kwade te gebruiken!

De geest is bij de mensen alleen omgeven en verduisterd door het aardse begeren, dat als slakken aan hem hangt, hem belast en omlaag trekt. Zijn gedachten nu zijn wilsdaden waarin kracht van de geest rust. De mens kan beslissen om goed te denken of slecht, en kan daarom goddelijke kracht ten goede of ten kwade leiden! Daarin ligt de verantwoordelijkheid die de mens draagt; want loon of straf hiervoor blijven niet uit, daar alle gevolgen van de gedachten terugkomen bij hun uitgangspunt door de in gang gezette wisselwerking, die nooit faalt en die daarin absoluut onwrikbaar, dus onverbiddelijk is. Daarmee ook onomkoopbaar, streng, rechtvaardig! Zegt men hetzelfde niet ook van God?

Al willen vele tegenstanders van het geloof tegenwoordig van een Godheid niets meer weten, dan kan dit alles toch niets veranderen aan de feiten die ik heb aangevoerd. De mensen hoeven slechts het woordje ‘God’ weg te laten en zich ernstig in de wetenschap te verdiepen, dan vinden zij precies hetzelfde, alleen met andere woorden uitgedrukt. Is het niet belachelijk daarover dan nog te twisten?

Om de natuurwetten kan niemand heen, niemand kan daar tegenop. God is de kracht die de natuurwetten in beweging zet en houdt; de kracht die nog niemand kon doorgronden, niemand heeft gezien, maar waarvan iedereen de uitwerkingen dagelijks, ieder uur, ja zelfs in elk onderdeel van een seconde moet zien, innerlijk aanvoelt en waarneemt, wanneer hij slechts wil zien, in zichzelf, in ieder dier, iedere boom, iedere bloem, in iedere vezel van een blad, wanneer dit zwellend uit zijn omhulsel breekt om aan het licht te komen.

Is het geen blindheid zich hiertegen hardnekkig te verzetten, terwijl iedereen, ook deze hardnekkige loochenaars zelf, het bestaan van deze kracht bevestigt, erkent? Wat is het, dat hen belet, deze door hen erkende kracht God te noemen? Is het kinderachtige koppigheid? Of een zekere schaamte, te moeten toegeven dat zij gedurende al die tijd hardnekkig probeerden iets te verloochenen, waarvan het bestaan hun altijd al duidelijk is geweest?

Waarschijnlijk niets van dit alles. De oorzaak zal wel daarin liggen, dat de mensheid van vele kanten karikaturen van de grote Godheid worden voorgehouden, waarmee zij zich bij ernstig onderzoek niet kon verenigen. De alomvattende en alles doordringende kracht van de Godheid moet immers verkleind en van haar waarde beroofd worden bij de poging haar in een beeld te persen!

Bij diep nadenken laat geen enkel beeld zich daarmee in overeenstemming brengen! Juist omdat ieder mens de Godsgedachte in zich draagt, verzet hij zich intuïtief tegen de beperking van de grote, niet te bevatten kracht die hem heeft voortgebracht, die hem leidt.

Het dogma draagt de schuld bij een groot deel van hen, die in hun verzet aan ieder doel voorbijschieten, heel dikwijls tegen de in hun innerlijk levende zekerheid in.

Maar het uur is niet ver, waarin geestelijk ontwaken komt! Waarin men de woorden van de Verlosser juist uitlegt, zijn grote verlossingswerk juist begrijpt; want Christus bracht verlossing uit het duister, doordat Hij de weg naar de Waarheid wees, als mens de weg naar de lichte hoogte toonde! En met het bloed aan het kruis drukte Hij daarop het zegel van zijn overtuiging!

De Waarheid was nooit anders dan zij destijds ook al was en vandaag is, en over tienduizenden jaren nog zal zijn, want zij is eeuwig!

Leer daarom de wetten kennen, die in het grote boek van de gehele schepping liggen. Zich daarnaar voegen betekent: God liefhebben! Want u brengt daardoor geen wanklank in de harmonie, maar draagt ertoe bij dat het bruisende akkoord zich tot volle hoogte kan ontplooien.

Of u nu zegt: ik onderwerp mij vrijwillig aan de bestaande natuurwetten, omdat dit voor mijn bestwil is, of dat u zegt: ik voeg mij naar de Wil van God, die zich in de natuurwetten openbaart, of: naar de niet te bevatten kracht die de natuurwetten aandrijft … maakt dit uiteindelijk enig verschil? De kracht bestaat en u erkent hem, moet hem immers erkennen, omdat u in het geheel niet anders kunt, zodra u erover nadenkt … en daarmee erkent u uw God, de Schepper!

En deze kracht werkt in u ook bij het denken! Misbruik hem daarom niet ten kwade, maar laat uw denken goed zijn! Vergeet nooit: wanneer u gedachten vormt, gebruikt u goddelijke kracht, waarmee u in staat bent het reinste, het hoogste te bereiken!

Probeer daarbij nooit te vergeten, dat alle gevolgen van uw denken steeds op u terugvallen, al naar de kracht, de omvang en de reikwijdte van de werking van de gedachten, zowel ten goede als ten kwade.

Aangezien de gedachte echter geestelijk is, keren de gevolgen geestelijk terug. Ze treffen u daarom, om het even of dit nu hier op aarde is of later na uw overlijden in het geestelijke. Zij zijn immers, omdat ze geestelijk zijn, ook niet aan de materie gebonden. Dat betekent, dathet vergaan van het lichaam een aflossing niet opheft! De vergelding in de terugwerking komt zeker, vroeger of later, hier of ginds, in elk geval.

De geestelijke verbinding met al uw werken blijft onlosmakelijk bestaan; want ook de aardse, materiële werken hebben immers een geestelijke oorsprong door de gedachten waaruit ze zijn voortgekomen, en blijven bestaan, ook al is al het aardse vergaan. Daarom wordt terecht gezegd: “Uw werken wachten u op, voor zover de aflossing door de terugwerking u nog niet heeft getroffen.”

Bent u bij een terugwerking nog hier op aarde of opnieuw hier, dan komt de kracht van de gevolgen uit het geestelijke al naar de aard ten goede of ten kwade tot uitwerking, door de omstandigheden, door uw omgeving of direct bij uzelf, in uw lichaam.

Hier zij er nog eens speciaal op gewezen: het ware, eigenlijke leven speelt zich geestelijk af! En dit kent tijd noch ruimte, daarom ook geen scheiding. Het staat boven aardse begrippen. Om die reden treffen de gevolgen u, waar u ook bent, op het tijdstip waarop volgens de eeuwige wet de uitwerking terugkeert naar het uitgangspunt. Niets gaat daarbij verloren, het komt zeker.

Dit biedt ook de oplossing voor de al zo dikwijls gestelde vraag, hoe het komt, dat zichtbaar goede mensen soms zwaar moeten lijden in het leven op aarde, zo dat het als een onrecht wordt beschouwd. Dat zijn aflossingen die hen moeten treffen!

U kent nu het antwoord op deze vraag, want het lichaam dat u op een bepaald moment draagt, speelt daarbij geen rol. Uw lichaam bent u immers niet zelf, het is niet uw gehele ‘ik’, maar een werktuig dat u koos of dat u moest nemen, al naar de in het heelal zwevende wetten van het geestelijke leven, die u ook kosmische wetten kunt noemen, wanneer zij u zo begrijpelijker voorkomen. Het aardse leven dat u op een bepaald ogenblik doormaakt, is maar een korte tijdspanne van uw eigenlijke bestaan.

Een verpletterende gedachte, wanneer daarbij geen ontsnappen mogelijk zou zijn, geen macht die daar beschermend tegenover staat. Hoe menigeen zou dan de moed moeten verliezen, wanneer hij geestelijk ontwaakt, en zou wensen liever nog te slapen in de oude sleur. Hij weet immers niet, wat hem allemaal te wachten staat, wat hem nog zal treffen door een terugwerking van vroeger! Of zoals de mensen zeggen: ‘wat hij nog moet goedmaken.’

Wees echter onbezorgd! Met het ontwaken is u in de wijze inrichting van de grote schepping ook een weg gewezen door die kracht van het goede willen, waarop ik al in het bijzonder heb gewezen, en die de gevaren van het zich uitwerkende karma vermindert of geheel uit de weg ruimt.

Ook dat legde de Geest van de Vader in uw hand. De kracht van het goede willen vormt een ring om u heen, die in staat is opdringend kwaad onschadelijk te maken dan wel in zeer hoge mate te verzwakken, net zoals ook de atmosfeer de aardbol beschermt.

En de kracht van het goede willen, deze grote bescherming, wordt gevoed en versterkt door de macht van het zwijgen.

Daarom roep ik u, zoekenden, nog eens met nadruk toe:

“Houd de haard van uw gedachten rein en oefen daarna in de eerste plaats de grote macht van het zwijgen, wanneer u omhoog wilt komen.”

De Vader heeft de kracht voor alles reeds in u gelegd! U hoeft deze alleen maar te gebruiken!